Edition 2004  

euroglide 2004 logo

Story of NJ
By Martijn van Maanen
  Introductie  
Dat nee-zeggen niet tot mijn aangeboren talenten behoort is bij velen bekend. Toen in december vorig jaar zweefvliegkameraden Jan Jacobs en Stephan Kollaart mij vroegen hun te vergezellen op de Euroglide 2004 riep ik dan ook direct “JA!” Ik had ooit wel eens iets gelezen in de Thermiek (landelijk blaadje voor zweefvliegfanaten) over een wedstrijd over tweeduizend kilometer en het past bij mijn mate van zelfoverschatting te denken dat klusje wel even simpel te kunnen klaren.

Hoi Martijn, wil je nog meedoen aan de Euroglide? Zou je dan het inschrijfgeld willen overmaken? Groetjes, Stephan. Een paar maanden zijn voorbij gegaan waarin ik nagenoeg ben vergeten deze belofte te hebben gedaan. “Oeps! Wat had ik ook alweer beloofd? Euroglide?” “Eh, ja…” “eh…” “Wat was dat ook alweer?” “Eh, stand by…” “wee-wee-wee punt eu-ro-glide punt en-el” : Een wedstrijd over tweeduizend kilometer grotendeels door Duitsland af te leggen in maximaal tien dagen. “Tien dagen?” “Hm, verhuizing, vakantie, vliegen…” “Hoe zit ik eigenlijk in mijn vrije dagen?” “Krap! Heel krap zelfs!” Gelukkig heb ik een uitermate flexibele werkgever die het mogelijk maakt tegen inlevering van wat salaris extra verlofdagen te kopen. “Da’s nou net wat voor mij!” “Zo, nu staat er ineens niets meer tussen mij en de Euroglide 2004 in.” Althans, dat denk ik…

Jan (l.) en Stephan zijn mede-eigenaar
van de Twin-Astir D-3956 ‘Twinny’


Jan en Stephan zijn beiden mede-eigenaar van een zgn. Twin-Astir, een tweepersoons zweefvliegtuig dat zij liefkozend ‘Twinny’ noemen. Maar omdat ondergetekende als zweefvlieger met een krappe tweehonderd starts nog een relatief groentje is achten beiden het noodzakelijk mij nog even te voorzien van de nodige theorie en achtergrondkennis. En weldra word ik in één vloeiende beweging achtereenvolgens getrakteerd op het vlieghandboek van Twinny (onmisbaar!), de handleiding van de GPS-logger (“GPS-logger? Eh… Oh ja, GPS-logger…”), het handboek van de finalglidecomputer (“Wa’s da’ dan? Zitten die ook in motorvliegtuigen??”), de handleiding van Jan z’n zakcomputer en het Fliegertaschenhandbuch (voor de Hollanders onder u: dat is in het Duits). “Gelieve al deze informatie door te lezen en tot u te nemen. Und Grundlich!” “Handleiding? Lezen? Ja, hallo zeg, ik ben toevallig wel van de generatie ‘eerst proberen, dan lezen’… Hoor!”

“Martijn ga je mee een eindje vliegen vandaag?” “Hm, cumuls genoeg, ziet er mooi uit.” “Tuurlijk Stephan.” Zo gezegd, zo gedaan, stappen Stephan en ondergetekende in Twinny voor, wat later blijkt, mijn eerste overlandvlucht. “Zeg Martijn, hoe is het achterin?” “Wil je ook een stukje vliegen?” We zijn van Terlet een stuk oostwaards gevlogen en terwijl Stephan van zijn appeltje geniet stuur ik Twinny van wolk naar wolk. Ineens hoor ik het vertrouwde hoge piepje van de variometer die aangeeft dat we in een thermiekbel zijn beland en omhoog gaan. “Zou ik hierin nou moeten draaien?” Ineens herinner ik me de woorden van de thermiekgoden aan de bar : “Je moet niet op iedere bel draaien.” Ik vlieg door. De volgende piep dient zich alweer aan en weer herinner ik me de legendarische woorden. De piep houdt op en Stephan roept “waarom draaide je niet?” “Eh ja, eh… Aan de bar zeiden ze…”

"Veur’ge week stond d’r hier o’k
al zo ‘nnen. Ha’j’ slecht weer, ofzóó?"


Famous last words, want plotseling blijken we heel wat hoogte te zijn verloren en helaas niet alleen hoogte… “Veur’ge week stond d’r hier o’k al zo ‘nnen.” De boer in wiens weiland Twinny een boterzachte doch ongeplande landing heeft gemaakt, lijkt verbaasd. “Ha’j’ slecht weer, ofzóó” We wijten het inderdaad maar aan het weer. Gelukkig kijkt hij niet omhoog, waar hij nog net op ruim 1200m een paar kisten van de nationale kampioenschappen voorbij kan zien komen… We vragen hem waar we terecht zijn gekomen. Het blijkt dat we bij Borculo staan. “Hm, dan zat ik met Lochem niet eens zoveel uit de richting…”

“Mooie bel!” roep ik opgetogen. Een paar dagen om mijn zonden te overdenken zijn voorbij gegaan en weer vliegen Stephan, Twinny en ik op vijftienhonderd meter boven Terlet . We hebben onszelf het doel gesteld naar Hoogeveen heen en weer te vliegen en willen alles op alles zetten dit doel te bereiken. “Zeg Stephan, zou een boterhamzakje ongeveer hetzelfde volume hebben als mijn blaas?” We vliegen ter hoogte van vliegveld Hoogeveen en de aandrang is al behoorlijk en ik besluit de gok te wagen in een plastic handschoen die toevallig nog achterin Twinny ligt. Ik heb wel eerst alle boterhamzakjes leeggegeten; je weet tenslotte maar nooit… Na wat improvisatie kan ik eindelijk de kraan openzetten. Ik zet even aan, en… Helaas! Geen druppel. “Geen druppel?” “Wat?” “Ik moet plassen, maar ik kan niet?” Liggend in de badkuip, die de achterste zitplaats van Twinny vormt, blijkt het bijna onmogelijk je via natuurlijk weg van je vuile afwaswater te ontdoen. Na een minuut of tien lopen de frustraties aardig op.

Gelukkig kan Stephan Twinny prima alleen besturen, want zelf had ik opnieuw aan de grond gestaan, hetgeen op zich in mijn situatie ook wel weer voordelen had gehad… “Ik heb de duim vol!” Een kwartier is voorbij gegaan en eindelijk heb ik er iets kunnen uitwringen. Stephan roept lachend terug “Grote jongen, nou de pink nog!” Hij heeft de grootste schik; ik wat minder… Gelukkig halen we vandaag Terlet wel weer. We komen daar net tegelijk aan met wat kisten van het nationale kampioenschap, hetgeen nog even een spectaculair tafereel oplevert.

go to top
  Maandag 28 juni  
“Morguh Jan. “Oh man… heb ik even een mooie droom gehad zeg.” “Waarover? Waar vloog je?” “Vliegen? Nee, over dat meisje die de inschrijving deed op Eindhoven gisteravond natuurlijk!” “Oh man…” Het is maandagmorgen 28 juni en over een kleine vier uur zullen Stephan en ik in Twinny stappen om de eerste etappe van ‘onze’ Euroglide te gaan vliegen. Na de briefing van gisteravond meen ik dat we er helemaal klaar voor zijn. “Monsieur Van Maanen, heb jij eigenlijk wat te eten bij je?” Hoewel de mensen die mij kennen weten dat ik absoluut niet te genieten ben als ik niet op tijd te eten krijg heb ik er geen moment bij nagedacht dat ik voor zo’n hele dag vliegen voor eten moet zorgen. Jan heeft natuurlijk helemaal gelijk en als compensatie prop ik mij bij het ontbijt op vliegbasis Eindhoven helemaal vol met gekookte eitjes en boterhammen met hagelslag. “Ja, ja,” zegt Stephan, “je gaat gewoon vaak langs het buffet omdat die meid van gisteravond er achter staat…” Nou ja, prettige samenloop van omstandigheden toch? Ik houd wijselijk mijn mond.

Omdat we op papier het langzaamste
vliegtuig hebben mogen we helemaal
vooraan starten


“Mannen, de afspraak was dat we niet het veld dwars zouden oversteken.” Door de onvermijdelijke wedstrijdstress is Jan prompt vergeten dat op de briefing is gemeld dat je de vliegtuigen via de randen van het veld naar de startplaats moet rijden. Maar goed, kennelijk heeft Jan nog altijd minder last van deze stress dan ik; ik heb het niet eens gehoord! We stellen Twinny op op de eerste startrij. Omdat we op papier het langzaamste vliegtuig hebben mogen we helemaal vooraan starten. Alleen de AZ (Alfa-Zulu) die net zo traag zou zijn als Twinny moeten we nog laten voorgaan.

Het landschap onder ons is waterig; de wolk boven ons ook. We vliegen in de buurt van Roermond en de eerste spatjes tikken op de kap. De thermiek is nog steeds heel behoorlijk, dus geen reden voor paniek.

“Aan alle ophalers van de Euroglide: bij Venlo staat een auto in de berm te flitsen.” Alle deelnemende vliegtuigen en ophaalwagens gebruiken de zelfde radiofrequentie, zodat belangrijke en minder belangrijke boodschappen bij iedereen terecht komen. Hoewel we er net met een gangetje van honderdzestig langs zijn gekomen maak ik me er op een hoogte van ruim twaalfhonderd meter niet echt druk om. Ik hoop wel dat Jan, die vandaag de ophaalauto bestuurt, het heeft gehoord.

Ik geniet met volle teugen van
dit avontuur én van het uitzicht



De thermiek doet het prima en de route vordert gestaag. Ik geniet met volle teugen van dit avontuur én van het uitzicht. Vooral bij de Moezel tekenen zich onvergetelijke plaatjes af.

Langzamerhand begint m’n blaas zich al wel weer te vullen en weldra besluit ik mijn speciaal voor deze gelegenheid aangeschafte Travel-John plaszakken uit te pakken. Zo gezegd zo gedaan zit ik even later met een grote zak op mijn schoot te wachten op… Niets!

Ruim tweeëneenhalf uur gaan voorbij waarin John, nog steeds in positie, ongevuld blijft. “Hoe is het achterin op het toilet” Mijn concentratie is nu echt tot het nulpunt gedaald en Stephan heeft vast opgemerkt dat het al meer dan een half uur verdacht stil is. “Zie je dat zweefvliegveld beneden?” Ik kijk recht omlaag en zie inderdaad een sleepvliegtuig ogenschijnlijk verwikkeld in een luchtgevecht met een zweefvliegtuig. “Oh mijn god, wat zou ik er veel voor over hebben om daar even te mogen landen...” Ik houd het nu echt niet meer en besluit alles op alles te zetten. Ik maak mijn riemen los, gevolgd door mijn parachute. Het kussen dat onder mijn benen ligt werk ik creatief weg om de nek van Stephan. De stuurknuppel ontwijkend rol ik mij zo goed en zo kwaad als het gaat op mijn linker zijde. De schrik overtreft de opluchting als ik voel dat John, die inmiddels volledig in mijn broekspijp is verdwenen, warm begint te worden. “Oh nee, het gaat er langs.” Een korte inspectie leert echter dat John wel degelijk zijn werk goed doet en plotseling geniet ik met volle teugen van deze enorme opluchting. Stephan is ondertussen in een fel gevecht verwikkeld met een thermiekbel. Plotseling draait Twinny hevig over rechts. Nog steeds liggend op mijn linker zijde maak ik mij ernstig zorgen over het acuut ontstane gevaar voor een zekere oude mannen kwaal: doorlekken! “Nee Stephan! Niet over rechts, over links, over links!!!” Hij buldert het uit van het lachen.

'Zo,.. Jullie hier? Met die Twin?'


“Zo… Jullie hier? Met die Twin?” We zijn geland op zweefvliegveld Musbach, een kleine vijfenveertig kilometer voor het eerste keerpunt en ruim vierhonderd kilometer van Eindhoven. Na mij van John te hebben ontdaan maak ik kennis met de vliegers van de twee Euroglide-kisten die hier ook al zijn geland. Weldra ploffen er nog drie neer. De vliegers van deze drie kisten kijken zo mogelijk met nog meer ongeloof naar Twinny dan hun voorgangers. Weldra arriveert ook Jan. We blijken als enige team een ‘Tom-tommetje’ (navigatiesysteem) in de auto te hebben en kennelijk levert dat Jan een half uurtje voorsprong op ten opzichte van het peloton, hetgeen ongeveer gelijk staat aan een halve liter bier… Om te slapen kunnen we deze eerste nacht terecht op de vloer van het clubhuis en voor eten verplaatsen we ons naar de plaatselijke pizzeria.

go to top
  Dinsdag 29 juni  
De volgende ochtend kan er zowaar gedoucht worden. “Op z’n Duits” kerm ik als ik vol afschuw het douchevertrek inkijk: “géén deuren en géén muurtjes!”

Vandaag is het voor wat betreft het vliegen de beurt aan Jan. Rond een uur of elf staat hij samen met Stephan en Twinny klaar voor vertrek. Boven ons hoofd wijzen de cumuls al ruimschoots aan waar de thermiek te vinden is. Ook vandaag geldt dat we als theoretische traagste weer als eerste mogen starten en als het sleepvliegtuig het veld op taxiet haak ik Twinny snel aan. “Da’s echt de verkeerde kant… Omhoog! Je moet omhoog!” Als Twinny ongeveer halverwege de baan is verdwijnt hij met sleepvliegtuig en al achter een knik die daar klaarblijkelijk in het veld zit. “Ja, en net op dat moment zie ik een vette Audi A6 voor ons langs rijden” vertelt Stephan mij later. Er lopen een aantal weggetjes over het veld die gebruikt worden als er niet wordt gevlogen. Klaarblijkelijk vormen de borden die ik er ’s ochtends samen met ‘einer meiner Deutschen Fliegerkameraden’ heb neergezet nog niet voldoende obstakel. Kan toch aardig je dag verpesten; zo’n propeller in je motorkap!

Vandaag ben ik dus de ophaler. Na een korte tankstop, waar ik zomaar vier auto’s met beschuitbus (zweefvliegaanhanger) voorzien van Euroglide-sticker ben tegengekomen, draai ik de Autobahn op, net voor een auto met… jawel; een beschuitbus voorzien van Euroglide-sticker. Duitsland is voor een bekrompen Hollander als ik een enorm land, maar gek genoeg zie ik nu uit alle hoeken en gaten ophaalwagens verschijnen. Op de zelfde radiofrequentie als gisteren lijkt het een ware babbelbox. Alleen niet meer tussen vliegtuigen… die zijn al zo ver weg dat we ze niet meer horen, maar de ophalers babbelen er onderling gezellig op los.

“Hoeveel wind heb je daar nou voor nodig, dat zweefvliegen?” Inge kijkt verbaasd als ik in zomaar een wegrestaurant grijnzend deze vraag aan haar stel. Ongeveer een jaar geleden kwam ik met goede vriend Olaf op vliegbasis Twente tijdens de opendagen van de luchtmacht verzeild bij de zweefvliegclub. Het prettig ogende en uiterst enthousiaste meisje dat ons daar te woord stond hebben we zeker een kwartier bestookt met de meest domme vragen die wij ooit op Terlet hadden gehoord. Nadat we haar uit de droom hadden geholpen hebben we er enorm om gelachen, hetgeen mij, toen ik haar eergisteravond tegenkwam in de bar van vliegclub Eindhoven, binnen vijf minuten haar telefoonnummer opleverde. Jan en Stephan hiermee in de waan latend dat ik verstand heb van vrouwen… Olaf zit inmiddels samen met een vriend van Inge in Portugal voor zijn vliegopleiding. Op nagenoeg het zelfde moment dat ik Inge op Eindhoven zag SMS-te hij dat hij samen met d’r vriend bij Barend en Van Dorp zit die vanwege het EK voetbal bij hun in Portugal zijn neergestreken. Hoe toevallig zit deze wereld toch in elkaar?

In het wegrestaurant schuif ik nu bij haar aan en prompt verschijnen er nog een aantal Eurogliders ten tonele. “Als we nou bij Neurenberg even met elkaar bellen dan zoeken we gezamenlijk een parkeerplaats en gaan daar wachten op wat komen gaat.” De kaart is goed bestudeerd en ik sluit me aan bij dit even tactische als gezellige plan.

“Oh ja, zekeringen.” Ik ben weer een uurtje of wat onderweg en bedenk me ineens dat er vanochtend een zekering is overleden. Ik besluit te stoppen bij een pomp. “Ja, ik ken jou… Van Terlet. Jij hebt laatst op een briefing wat uitgelegd over sectoren rondom Deelen.” Prompt ben ik weer een ophaalploeg tegen het lijf gelopen. De gezichten ken ik inderdaad van Terlet. Ik sta even met ze te praten als mijn broekzak begint te jammeren. “Stephan, alles goed jongen?” Het feit dat ik zijn naam op mijn display zie verschijnen doet mij echter vermoeden dat het Neurenberg-plan waarschijnlijk niet zal doorgaan. “Met ons is alles goed… Met Twinny alleen iets minder…”

Ik stap snel weer in de auto en programmeer gauw de locatie die Stephan me heeft gegeven in het Tom-tommetje. Jan en Stephan zijn geland in de buurt van het tweede keerpunt. In iets meer dan vier uur hebben ze bijna het hele tweede been van de route afgelegd; een prestatie op zich. Nu staan zij echter in een korenveld en hebben daarbij schade opgelopen.

“M’n GPS is er mee opgehouden en ik heb maar een autoatlas gekocht, maar een verwachte aankomsttijd geven wordt lastig. Ik bel je als ik in de buurt ben.” Het is al ruim tweeëneenhalf uur geleden dat Stephan me belde en hij is nu benieuwd of ik al opschiet. Ik zit nog zo’n zeventig kilometer voor Passau op de snelweg. Twinny moet daar ergens in de buurt geland zijn, maar vooral in het binnenland zal het nog wel lastig worden de weg te vinden.

M’n Tom-tommetje is er mee
opgehouden, maar op de 122.25MHz
is het een ware babbelbox
van ophaalploegen



Als ik bij Passau de snelweg verlaat inspecteer ik de route. “Hm… Hoofdweg naar het Noorden, dan een spoorlijntje oppakken richting het westen. Appeltje, eitje, plakje cake…” Het spoorlijntje laat langer op zich wachten dan ik had gedacht en m’n humeur wordt er niet beter op. Als ik ‘m eindelijk tegenkom buig ik af naar het westen. Een klein weggetje loopt iets de heuvel af in de richting waarin ik verwacht verder te moeten.

“Was ist dann dass für ein Einhänger?” “Für ein Segelflugzeug.” Het weggetje blijkt uit te komen op een boerenerf. Met aanhanger en al sta ik in een bocht helling afwaarts, links en rechts ingesloten door hekjes. Ik heb nog geprobeerd achteruit te rijden (toch al niet m’n sterkste kant), maar na een meter of drie, amper genoeg om voorbij de hekjes te komen, werd ik al ziek van de geur van verschroeide koppelingsplaten. In een alles of niets poging ben ik daarna (vooruit) een weilandje opgedraaid waar ik nu met slippende wielen probeer weg te komen. Maar als de nood het hoogst is is de redding vaak nabij en nu heb ik mijn hoop gevestigd op een boerinnetje (tandloos en compleet met bloemetjesschort en hoofddoek) die is komen aanlopen. Terstond komt ook haar zoon er met een tractor bij en deze sleept me de grote weg weer op. Het boerinnetje doet alle moeite mij de weg te wijzen, maar mijn glazige ogen verraden mijn onbegrip. Haar zoon besluit een stukje mee te rijden. Dankbaar laat ik hem instappen.

“Möchtest du auch ein Bier?” Het wemelt van het volk rond Twinny die er wat gebroken bij staat in een korenveld.Het is me duidelijk dat onze race er op zit.

Twinny staat er wat gebroken bij
in het korenveld


“Bist du in so kurzer Zeit aus Holland gefahren” “Ja joh, toen ze me belden was ik nog een kuil aan het graven in Scheveningen …” De broer van de boer wiens korenveld door Twinny is platgewalst heeft iedereen uit de omgeving opgetrommeld. In grote getallen zijn die mensen komen opdagen, compleet met banken en kratten bier. Gelijk moet ik met de dochter van de boer op de foto. Ik schat haar vijftien (veertien hooguit) en overweeg nog om haar een kwartje te geven zodat ze over een paar jaar kan terugbellen, maar er zijn nu belangrijker zaken te regelen. Bij Jan en Stephan ontwaar ik enige frustratie over het voorval, maar de ontvangst hier maakt veel goed.

“Nein, nein, lass die Motor-, eh, eh, zaag mahl im Auto. Die Tragfläche können auch so d’r wohl ab!” Duits was niet m’n beste vak op school, maar ik geloof dat de boodschap wel duidelijk is. Een man of twintig helpt mee Twinny uit het graanveld te trekken. Vol goede moed maak ik de beschuitbus open, maar ben even vergeten dat daar alle bagage nog ligt. Die moet er eerst uit voordat Twinny er in kan. Als ik de stapel slaapzakken, kussens, tenten en zelfs opgeblazen luchtbedden midden op straat zie liggen realiseer ik mij ineens dat dit ook het stranden betekent van onze vakantie. Even laat ik me meeslepen door de melancholie van het moment, maar dan moeten we snel weer door; Twinny in de beschuitbus en op naar huis voor de oranje gekleurde halve finale van het EK voetbal, morgenavond.

Martijn van Maanen

go to top
Created by Poort